De openbare school is de school van en voor de samenleving. Zo geeft artikel 46 van de Wet op het Primair Onderwijs aan dat het openbaar onderwijs voor iedereen toegankelijk is, ieders godsdienst of levensbeschouwing eerbiedigt en bijdraagt aan “de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die leven in de Nederlandse samenleving en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van die waarden”. Wanneer kinderen met verschillende achtergronden samen naar één school gaan, die goed invulling geeft aan deze opdracht, komt dit zowel de leerling als de samenleving ten goede.
Daarnaast hebben alle PO en VO scholen in Nederland de opdracht om kinderen voor te bereiden op het participeren in een pluriforme, democratische samenleving. Binnen het openbaar onderwijs wordt een open en positief-kritische houding bij leerlingen (zowel naar zichzelf als naar medeleerlingen) gestimuleerd.
De school geeft daarbij zelf het voorbeeld, door de manier waarop zij omgaat met de leerlingen, ouders, personeelsleden en de omgeving van de school. Onderwijs is meer dan het overdragen van kennis en vaardigheden en het klaarstomen van leerlingen voor de maatschappij. Scholen hebben ook een maatschappelijke opdracht en worden geacht een bijdrage te leveren aan de samenleving en aan de directe omgeving waarin ze zijn gevestigd.
Artikel 23 van de Grondwet regelt de zorgplicht van de overheid voor het onderwijs én de vrijheid van onderwijs. Openbaar onderwijs moet voor ieder kind laagdrempelig beschikbaar zijn. De zorgplicht van de overheid voor het openbaar onderwijs moet wat de VOO betreft zeker behouden blijven en zelfs omgevormd worden tot het expliciete recht op kosteloos funderend onderwijs. De vrijheid van onderwijs moet echter ingeperkt worden daar waar het leidt tot scholen die hun onderwijs baseren op één enkele levensbeschouwing, of op basis hiervan zelfs kinderen of leerkrachten selecteren.